Ode aan de vriendschap: wie zegt dat nou?
Ik ben een zeer gezegend mens. Ik heb een aantal goede en lieve vrienden om mij heen staan. Arianne is echter mijn BFF. Ik heb geen zus. Maar ze is, zoals ik vroeger droomde dat een zus zou zijn. Iemand die je kan vertrouwen, die vrijwel alles van je weet en er altijd voor je zal zijn. Ik weet stiekem wel van mensen met zussen, dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is. Maar het is, zoals het in mijn hoofd zou zijn.
Een paar uur voordat ik naar Oslo vloog, belde ik haar of ze mee wilde? Deze zeer persoonlijke tentoonstelling is een ware reis door mijn verleden (en ja, ik zou er ook nog jarig zijn). Er is niemand met wie ik dat liever wilde delen. Ik ken haar meer dan de helft van mijn leven. We hebben samen enorm veel meegemaakt. Ze kent het gezin waaruit ik kom als geen ander. Onze vriendschap is gebaseerd op praten, communiceren. En daarnaast doen we natuurlijk alles wat leuk is. Theater, kunst, reizen, over boeken kletsen, tot tranen toe lachen, het leven beleven, eten, drinken. En dan het liefste cava. Kortom: hetzelfde dat andere mensen ook doen.
Maar het feit dat ik haar een paar uur voor de vlucht bel, en zij zegt. Ja, zeg maar hoe laat ik waar moet zijn. Dat is toch zoals vroeger Toon Hermans het bedoelde toen hij dat gedicht over vriendschap schreef:
Je hebt iemand nodig
stil en oprecht
die als het erop aan komt
voor je bidt of voor je vecht
pas als je iemand hebt
die met je lacht en met je grient
dan pas kun je zeggen:
‘k heb een vriend.